112 Ervaringen 2
Een nieuwe werkdag is begonnen. We zijn rustig gestart met enkele B-ritten. Het is nog steeds gedurende mijn inwerkperiode, dus nog steeds drie man op de auto. Erik, mijn werkbegeleider, Jan de verpleegkundige en ik uiteraard. We hebben zojuist weer een nieuwe b-rit doorgekregen, maar voor we goed en wel op weg zijn krijgen we een koerswijziging door. A1 reanimatie. Mijn eerste.
Tijdens de rit ernaartoe vliegen de gedachten door mijn hoofd. Wat ga ik er allemaal aantreffen en kan ik het allemaal wel aan? Op een pop oefenen is niet zo moeilijk, maar als het echt is wordt het wel even wat anders. Ik vertrouw op de vaardigheden en de ervaring van mijn collega’s. Na ons door het drukke verkeer heen geloodst te hebben komen we na 5 minuten ter plaatse. De eerste wagen is er al. Bij een reanimatie worden altijd twee auto’s aangestuurd. Niet omdat er een speciale hartwagen is, maar puur voor de extra handjes. De spullen die we nodig hebben worden uit de als eerste gearriveerde wagen gehaald en dat is ook de wagen die de patiënt gaat vervoeren. Aan alle kanten van onze auto vliegen de deuren open. Een snelle blik in de eerste wagen om te kijken of er nog iets mee naar binnen moet. Erik springt in de wagen en grist het beademingspaneel mee. Dan met zijn allen naar binnen.
Zodra de voordeur open gaat zien we onze patiënt liggen. Het is smal in het kleine halletje. Ron, de verpleegkundige van de eerste wagen, zit aan het hoofd van een oudere vrouw die languit op de grond ligt. Zijn chauffeur Willem is aan het masseren terwijl hijzelf met een speciale ballon de vrouw aan het beademen is. Achter hun staan de dochter en de man, volledig overstuur. Ron vertelt wat hij bij aankomst aangetroffen heeft. “De patiënt had geen hartslag, we hebben haar aangesloten met de Quick-look aan de monitor en toen bleek ze een VF te hebben, (dit is een fibrilerend hart). We hebben meteen schokken toegediend, daarna kwamen jullie binnen.” Mijn collega’s knikken, ze weten wat hun te doen staat.“Eerste reanimatie?” vraagt Ron aan mij. Ik knik.“Wil je wat doen, je mag ook alleen kijken.” “Ik neem het masseren wel over” zeg ik en neem plaats langs de patiënt. Zodra Willem zijn handen van de borstkas afhaalt plaats ik mijn handen erop. Direct na de beademing van Ron start ik de massages. Al bij de eerste massage hoor ik een knappend geluid en ik voel onder mijn handen een rib breken. Vreselijk. Ik ga door maar kijk tegelijk Ron aan. “Geeft niets gewoon doorgaan, je doet het goed.” zegt hij. Willem staat op en neemt de familie mee naar de woonkamer. Erik legt de spullen voor de intubatie klaar en assisteert Ron bij het inbrengen van de tube (een buisje in de luchtpijp waardoor je beter kunt beademen en er geen braaksel meer in de longen kan komen). Ondertussen brengt Jan een naald aan bij de vrouw, voor de toediening van de medicatie. Ondanks het feit dat we met zijn vieren met een patiënt bezig zijn en er van alles tegelijk lijkt te gebeuren verloopt alles opmerkelijk rustig. Het hartritme wordt weer beoordeeld door Ron, nog steeds VF. De defibrillator wordt geladen.“Iedereen los!” roept Erik “1, 2, 3, klappen.” Een schok gaat door het lichaam van de vrouw. Het ritme wordt wederom beoordeeld. Asystolie, een stilstaand hart. Doorgaan met massages. Ik plaats mijn handen en begin weer te masseren. Het beademingspaneel wordt aangesloten. Medicatie wordt toegediend.We werken ons protocol af, maar we weten eigenlijk allemaal de uitkomst al. De huisarts, die door Willem gebeld was, komt binnen. Ron brengt de huisarts op de hoogte en in overleg wordt besloten om de reanimatie te stoppen. De huisarts gaat naar de familie toe en vertelt het slechte nieuws. Ondertussen halen wij alle kabels, naalden en dergelijke van de patiënt af en leggen haar in de slaapkamer in het bed. Ron legt een handdoek onder haar kin zodat de mond niet open staat en haalt nog even een kam door haar haar.Dan gaat hij naar de huiskamer om de familie te halen. Erik, Jan en ik lopen alvast naar buiten en melden ons vrij bij de meldkamer. We ruimen het materiaal van de eerste wagen op en vullen de spoedkoffer aan met spullen uit de auto. Ondertussen wordt er geëvalueerd. Ik vraag aan Erik of hij gezien had hoe ik gestart was met de massages en of de plaatsing van mijn handen wel goed was. “Er was niets mis met je massages, maar het ging hier om een oudere dame en die hebben nou eenmaal broze botten en minder soepele gewrichten, dan breekt er nog wel eens wat.”“Ik vond het wel een rot gevoel.” zeg ik. “ En wat gebeurde er toch een hoop in zo’n korte tijd.” Ron en Willem komen nu ook naar buiten gelopen. “Jeetje, ze kwamen net van het bespreken van een zaal voor hun 50-jarige bruiloft af.” zegt Ron. “Je eerste dode?” vraagt hij aan mij. “Ja.” antwoord ik, onder de indruk, mijn ouders zijn ook bijna 50 jaar getrouwd. De pieper gaat, een nieuwe B-rit.We nemen afscheid en stappen in de wagen op naar de volgende rit. Zo onwerkelijk en toch zo echt. De volgende dag wordt ik door verschillende collega’s aangesproken over de reanimatie, ze willen weten hoe het met me gaat. Ik kan diverse malen mijn verhaal vertellen en merk dat ik hierdoor alles veel beter een plaats kan geven. Geweldige collega’s.