112 Ervaringen 10
Mayday, mayday
Ik werk vandaag met Hans, een oude rot in het vak en een van de grote grapjassen van de afdeling. Het is een rustige dag, weinig ritten gedaan, en ook nu nog geen melding.
Dus ik ga maar wat huishoudelijke klussen doen en ga de gewassen kleding maar opruimen. Ik daal af naar de kleedruimtes in de kelder en begin te ruimen. Wanneer ik op de helft ben hoor ik mijn collega van boven roepen “We hebben een A1, er is een vliegtuig neergestort.”
“Ja hoor Hans! Echt niet!” roep ik nog.“Echt wel zuster!” en weg is ie.
Shit, het is echt! Ik spurt de trap op en loop naar de auto.
In de wagen brengt Hans me op de hoogte van de melding, daar ik in de kelder met ons ouwe communicatiesysteem geen ontvangst had en deze dus nog niet gehoord heb.
Vlakbij Eindhoven Airport is een cessna door brandstoftekort in de problemen gekomen en is in een nabijgelegen akkerland neergestort. Het gaat om 1 slachtoffer. We zijn tweede wagen.
Ter plaatse aangekomen zien we een cessna aardig in de vernieling in het midden van een akker liggen. Het is letterlijk in stukken gebroken. Eromheen krioelt het van de hulpverleners, onze collega’s, medewerkers van de ambulancedienst van de luchtmachtbasis en de brandweer zijn allemaal al aanwezig. De akker is erg los van structuur dus we moeten behoorlijk ploeteren om ter plaatse te komen. Halverwege krijg ik via de porto de vraag van de collega’s bij het vliegtuig of ik de reservezuurstoffles wil gaan halen. Al mopperend, “hadden ze dat niet net wat eerder kunnen bedenken” draai ik om en ploeter weer terug om de fles te halen. Uiteindelijk aangekomen bij het vliegtuig zijn de collega’s al druk doende met het slachtoffer, die ongelooflijk genoeg nog bij kennis is. Ik maak een infuus klaar en trek wat pijnstilling open en verwissel de inmiddels leeggelopen zuurstoffles. Het slachtoffer heb ik nog niet gezien, die gaat verscholen in de kleine cockpit en achter de diverse hulpverleners.
Vervolgens ploeter ik weer door de akker terug naar onze auto’s. Ik draai de auto van onze collega’s om zodat ze, zodra ze het slachtoffer in de auto hebben, meteen weg kunnen rijden.
Samen met de brandweer kijk ik waar we het beste met het s.o. door de groenstrook kunnen sjouwen. De normale ingang naar het akkerland is natuurlijk helemaal aan de andere kant van de akker.
Ik haal de brancard uit de auto en zet hem klaar om er zo meteen het slachtoffer, dan liggend op de wervelplank, op te kunnen leggen. Terwijl de brandweer zich letterlijk een weg gaat banen door de groenstrook, loop ik met de wervelplank en toebehoren weer terug naar het vliegtuig. Halskraag hadden de collega’s van de eerste wagen al meegenomen en zit inmiddels al om de hals van het s.o.
Bij het vliegtuig aangekomen hebben de collega’s al een plan de campagne opgesteld om het s.o. uit het vliegtuig te halen.
Het eruit halen van het slachtoffer verloopt met het nodige gepuf en gesteun van de diverse hulpverleners, het slachtoffer is namelijk niet bepaald licht te noemen. Omdat iedereen goed weet wat er van hen verwacht wordt gaat dit toch soepel en snel. Het slachtoffer wordt meteen op de wervelplank geschoven en met de riemen vastgelegd.
En dan begint de terugtocht naar de auto.
Met acht brandweerlieden die de plank dragen, verpleegkundige van de eerste auto die aan het hoofd van het slachtoffer meeloopt en de monitor draagt, en ik loop met de spoedkoffer te zeulen, ploeteren we terug naar de groenstrook. Onze voeten zakken diep in de losse grond. De brandweer is met genoeg man aanwezig en kan onderweg de dragers aflossen. In de groenstrook hebben ze ondertussen een mooi pad vrijgemaakt en kunnen we zonder valpartijen doorlopen en met grote opluchting de wervelplank op de brancard leggen. Brancard wordt in de auto geschoven, alle spullen worden ingeladen en ze vertrekken richting ziekenhuis. Het slachtoffer is stabiel dus mijn maatje hoeft niet met ze mee.
We stappen weer in onze auto en rijden rustig terug naar onze post.
“Zo dat hebben we ook weer gehad” zegt mijn maat. “Het was maar goed dat hij in die zachte grond terecht gekomen is, anders had het er een stuk slechter voor hem uitgezien.”
“Nou, volgens mij heb ik morgen spierpijn door die zachte grond” zeg ik tegen hem, “ben iets te vaak op en neer gelopen geloof ik!”
En inderdaad de volgende dag kan mijn maat hartelijk lachen om mijn enigszins moeilijke passen.