112 Ervaringen 3
Zomaar een B-rit
Ik zit in de laatste week van mijn inwerktraject. Jan en uiteraard Erik, mijn werkbegeleider, zijn mijn collega’s van die dag. We krijgen een B-rit, een patiënt moet van zijn huisadres naar hospice De Regenboog. Dit is een tehuis waar terminale patiënten naar toe gaan om te sterven.
Bij het huisadres aangekomen, wordt de deur voor ons open gedaan door de zoon van de mijnheer die wij op komen halen. We stellen ons voor en lopen achter de man aan naar binnen. Daar zijn ook de schoondochter en de vrouw van onze patiënt. De patiënt zelf ligt in een bed in de huiskamer bij het raam, met uitzicht op een schitterende tuin. Zijn ogen zijn dan ook daar op gericht als wij binnen komen. Nadat we ons aan de rest van de familie hebben voorgesteld, lopen we naar het bed toe en geven ook mijnheer een hand. Zijn ogen zijn helder en kijken ons recht aan, maar de hand die we krijgen is mager en krachteloos. Zijn lichaam is gesloopt door de tumoren die inmiddels overal zitten. Mijnheer werd al maanden liefdevol verzorgd door zijn familie, maar heeft nu zoveel hulp nodig dat het thuis niet meer gaat.
We maken onze brancard in orde en tillen mijnheer vervolgens heel voorzichtig over. De familie staat er een beetje verloren bij, wetend dat dit de laatste keer is dat hij thuis is. Weer een stap dichter bij het definitieve afscheid.
We zorgen ervoor dat mijnheer zo comfortabel mogelijk op de brancard ligt, een kussentje hier en daar, de hoofdsteun in de juiste stand. Dan zijn we klaar voor vertrek. Jan vraagt of er iets is wat we nog voor mijnheer kunnen betekenen. Of hij nog ergens naar toe zou willen, of zo. “Ik denk dat hij heel graag zijn vogeltjes en zijn tuin nog een keer zal willen zien. Sinds hij niet meer in de rolstoel kan zitten is hij daar niet meer geweest.” zegt zijn vrouw meteen. “Maar hebben jullie daar dan tijd voor?”
“Mevrouw, daar maken we gewoon tijd voor.” antwoord Jan.
We rijden de brancard via de achterdeur de tuin in. De tuin is werkelijk schitterend. Over keurig aangelegde paadjes komen we langs de prachtigste bloemen en een mooie vijverpartij. We lopen heel langzaam, zodat hij alles goed kan zien. De zon staat te stralen aan de hemel en mijnheer geniet zichtbaar van de warme stralen op zijn huid. “Dit was mijn hobby” zegt hij “alles zelf aangelegd en geplant en ook de volière heb ik zelf gebouwd.”“Het is prachtig” zeggen wij, bijna in koor. En we zien hem groeien van trots. “Mijn zoon heeft hem voor me onderhouden en mijn vrouw heeft voor de vogeltjes gezorgd.” We parkeren de brancard naast de volière, zodat hij zijn vogeltjes goed kan zien. Zijn vrouw, zoon en schoondochter komen bij hem staan en pakken zijn hand vast. De stilte is veelzeggend en wordt alleen onderbroken door het gezang van zijn vogeltjes. Wij trekken ons terug en laten hen alleen. Met zijn drieën staan we in een hoekje van de tuin, ieder met zijn eigen gedachten en herinneringen. Maar geen van allen met helemaal droge ogen.
Dan worden we door de zoon gehaald. “Kom maar, hij wil gaan. Ontzettend bedankt.” Zegt hij. We lopen naar de brancard toe. Tranen in de ogen van de familie. In de ogen van mijnheer is ook berusting te zien. “Dank jullie wel, laten we maar gaan, het is goed zo.” We verlaten de tuin met hetzelfde rustige tempo als we gekomen zijn. Nadat we de patiënt bij de hospice in bed hebben gelegd worden we nogmaals uitvoerig bedankt door de familie. “Voor ons een kleine moeite, voor jullie zo waardevol.” zegt Jan. En we stappen weer in onze wagen.
Zomaar een B-rit.