112 Ervaringen 1

Op de ambulance, dat leek me wel wat. Na heel wat zenuwslopende sollicitatiegesprekken, eerste commissie, tweede commissie, psychologische beoordeling, (JA, ook daar ben ik doorheen gekomen) ben ik uiteindelijk zover dat ik op de wagen mag. Mijn inwerkperiode is officieel begonnen.

De komende 6 weken ga ik als derde persoon meerijden en de fijne kneepjes van het vak leren. Mijn collega-chauffeur heeft een speciale cursus gevolgd om nieuwe mensen in te werken. De eerste dagen mag ik alleen maar kijken. En ik kom vaak ogen tekort! Tijdens de A1 ritten ( mogelijk levensbedreigend ) met toeters en bellen door het verkeer, of in huizen komen waar je niet kan zien wat de kleur van de vloerbedekking is vanwege het vuil dat er ligt, hulpverleningen die zo snel en efficiënt gaan dat ik nauwelijks bij kan houden wat mijn collega’s allemaal aan het doen zijn.

Er komt een enorme hoop informatie en nieuwe indrukken op me af, zodat ik af en toe het idee heb dat mijn hoofd overstroomt.

De ambulance van binnen en van buiten leren kennen, alle medische termen die ik te horen krijg, veel nieuwe collega’s ontmoeten. Het houdt niet op.

Vervolgens mag ik steeds meer gaan assisteren. Medisch en rijtechnisch. Eerst mag ik alleen de rustige ritten rijden, de B (besteld vervoer ) en de A2, ( direct hulp nodig, maar niet levensbedreigend ). Ik leer de weg lezen, beheerst afremmen en optrekken, kuilen en spoorvorming ontwijken.

Of zoals wij het noemen: creatief rijgedrag. Soms betekent dit dus letterlijk slingerend de weg over om de kuilen te ontwijken.

Natuurlijk mocht ik in het begin nog geen A1 rijden. De mensen om ons heen hebben vaak raar opgekeken, wanneer we met z’n tweeën uit de auto sprongen, vlug van plaats verwisselden en vervolgens met toeters en bellen wegreden.

Maar na heel wat brave ritjes, waarbij ik wel leerde hoe je de patiënt zo comfortabel mogelijk in het ziekenhuis kreeg, is het dan toch zover.

Ik mag A1 naar een patiënt toe rijden.

De adrenaline stijgt onmiddellijk tot grote hoogte. SPANNEND!!

De melding is een patiënt met pijn op de borst, mogelijk hartproblemen dus. We stappen in de auto en terwijl mijn werkbegeleider de landkaart erbij pakt en de aanrij route bepaalt, vliegen mijn vingers over de diverse knoppen om alle signalen in te schakelen en de meldkamer te laten weten dat we vertrekken. Gordels vast en we zijn weg.

De geluidssignalen klinken als muziek in mijn oren terwijl ik me een weg baan door het verkeer. Ik zoek de weg van de minste weerstand op, dit wil zeggen gebruik maken van de rijstroken die vrij of bijna vrij zijn. Ondertussen roept mijn begeleider nog wat aanwijzingen door. Blijf de koers houden die je van plan was, laat je medeweggebruikers opzij gaan en gun ze daar ook de tijd voor. Hoe meer je ze opjaagt, hoe gekker ze kunnen reageren. Kijk ver vooruit, maar houd je blikveld ook breed. We komen bij een rotonde, de mensen voor mij gaan ondanks mijn richtingaanwijzer die naar rechts staat, in de eerste zijstraat staan en denken zo mij voorbij te laten rijden. Laat ik nou net die afslag moeten hebben! Ze weten niet hoe snel ze weg moeten komen, wanneer ze in de gaten krijgen dat ik hun weg in wil. Handige tip: rij op een rotonde een extra rondje, dan raak je de ambulance vanzelf een keer kwijt en kun je weer rustig je weg vervolgen.

Er mocht tijdens de rijopleidingen sowieso meer aandacht zijn voor het fenomeen hulpverleningsvoertuigen. Sommige mensen schrikken zo erg en willen vervolgens vlug opzij gaan, waarbij ze soms zelfs hun eigen auto beschadigen. Dit is natuurlijk nooit onze bedoeling. Dus rij alsjeblieft niet je auto in de vernieling alleen maar om ons te laten passeren. Ga bijvoorbeeld bij een kruising wel opzij maar rij niet de kruising over. Ze rijden ons al vaak bijna van de weg af. En ik dacht dat wij toch eigenlijk wel opvallen.

Maar goed, terug naar de rit. Na heel wat halsbrekende toeren uitgehaald te hebben, komen we aan bij de patiënt. Mijn collega’s hebben onderweg geen groene kleur gekregen, dus ik ga er vanuit dat ik niet te wild gereden heb. Maar ondertussen heb ik het zweet in mijn handen staan en is de adrenaline tot voorbij mijn oren gestegen.

Eenmaal binnen blijkt onze patiënt, na de nodige controles, een dijk van een hartinfarct te hebben. Bij het opentrekken van de medicatie heb ik moeite om mijn handen stil te houden. Mijn begeleider ziet het en lacht stiekem. De patiënt wordt op de brancard gelegd en in de auto gebracht. Mijn begeleider rijdt naar het ziekenhuis, terwijl ik naast hem zit en langzaam tot rust kom.

“Sterk spul hé, die adrenaline.” zegt mijn begeleider glunderend, terwijl hij relaxed met A1 door het verkeer rijdt.

“Ja, die doet het ongelofelijk goed!” is mijn antwoord.

Mijn eerste A1 rit zal ik wel nooit vergeten. Hoewel er ongetwijfeld nog vele zullen volgen.

Image